Iedereens verdriet
In het stuk Antigone, geschreven in de vijfde eeuw v.C., wil de protagoniste haar twee broers die als soldaat zijn gesneuveld, begraven. Koning Creon staat slechts toe dat een van beiden wordt begraven, namelijk de soldaat die zijn land verdedigde. De andere, die zich tegen de staat keerde, moet verstoken blijven van een laatste eerbetoon. Antigone roept liefde in als argument, maar Creon is onvermurwbaar. Het verhaal eindigt in een bloedbad. L’histoire se répète. Na WOII werd de verzetsstrijder verheven tot held, terwijl de collaborerende oostfrontstrijder als een misdadiger werd afgeschilderd. De een mocht geëerd worden, de ander moest daarvan verstoken blijven. De geschiedenis wordt, zoals bekend, geschreven door de overwinnaar. Die schrijft voor wat politiek correct is en wat niet. Hij verzamelt (en verzint desnoods) argumenten om te bewijzen dat de uiteindelijke overwinnaar – hij zelf – het al vanaf het begin bij het rechte eind had. Vaak is dat natuurlijk onzin, want mensen – en zeker politici – zijn opportunisten. Dit gebrek aan nuance, deze systematische geschiedvervalsing was een van de redenen om mijn roman Bloedgetuigen te schrijven. Ik nam geen genoegen met de simpele dualismen zwart-wit, rechts-links, Vlaams-Waals, goed-fout. Ik wilde de nuance zo radicaal mogelijk onderzoeken. In het boek voer ik een collaborerende familie op, samen met twee families aan de andere kant van het front, in Rusland – kwestie van over de hele lijn genuanceerd te blijven. In het Vlaamse gezin is de vader een halfdove, flamingantische, pacifistische beroepsmilitair (ja, die combinatie is mogelijk), die tijdens de oorlog eerst krijgsgevangen wordt gemaakt en later als overijverige controleur bij de voedselinspectie gaat werken. Zoon wil naar het Oostfront, maar pa trakteert hem op een oorvijg. Als zoon oud genoeg is, vertrekt hij toch. Pa ziet het als het noodlottige gevolg van zijn idealistische opvoeding. De jongen sneuvelt in Leningrad, vol van idealen over een nieuw en beter Europa met zelfbeschikking voor het kleine Vlaanderen. Het gezin wordt er zwaar op afgerekend. De gevolgen zijn lang voelbaar. Ik heb elk personage in dit relaas op zo’n manier getekend, dat de lezer op een bepaald moment onvermijdelijk zal denken: in die omstandigheden had ik wellicht hetzelfde gedaan.
Wat mij irriteert in het huidige debat (behalve bij bepaalde opiniemakers zoals Luc Huyse), is dat de amnestie- en collaboratiekwestie automatisch in één adem wordt genoemd met deportatie en Auschwitz. Als het inderdaad zo zou zijn dat iedere collaborateur een fervente jodenhater was die Auschwitz een favorabele zaak vond, zou het debat eenvoudig zijn: misdaad verdient straf. De waarheid is evenwel anders: tussen de echte collaborateur (de fascist), die zich ten dienste stelde van het nazistische uitroeiingsbeleid (en die zijn straf verdient), en de rabiate verzetsstrijder, die zijn land en zijn volk verdedigde tegen de bezetter, ligt een wereld vol nuances, een eindeloos veld van grijswaarden. Het heeft mij ook verbaasd tijdens het schrijven, maar de waarheid is dat talloze mensen gewoon trachtten te overleven, en als ze daarbij al eens iets pro-Duits deden, was dat de normaalste zaak van de wereld, nooddruft: de kinderen moesten te eten krijgen om maar iets te noemen. In het grijze veld vind ik mijn eigen vader terug, die voor zwartzak werd versleten omdat hij als leraar op een middelbare school Nederlands sprak i.p.v. dialect. Dat stonk naar Dietsch! Laten we niet vergeten dat veel mensen (vlak voor WOII en zelfs nog tijdens de eerste fase ervan) dachten dat Duitsland een gidsland was. Dat was niet alleen in België zo. Duitsland stond er economisch beter voor dan de andere landen; er was zelfs een arbeiderstekort. Tal van mensen, vooral in Vlaanderen, zagen in het Germaanse succes een kans om hun Vlaams-nationalisme (geworteld in WOI en de 19de-eeuwse Vlaamse Beweging) te vertalen in een concreet project. Dat project was idealistisch geladen, niet door negatieve slogans (antisemitisme, racisme), maar door het geloof in een nieuw, verenigd, christelijk, antikapitalistisch en anticommunistisch continent. Op talrijke scholen, in kerken, in jeugdbewegingen, in de media, in politieke kringen (van links én rechts) en in de huiskamers (in Vlaanderen én Wallonië) leefde die tendens, veel sterker dan men soms wil aannemen. Het idealisme maakte mensen blind voor de agressieve context, waarin het zich ontwikkelde. Tijdens mijn research voor Bloedgetuigen ben ik gestuit op het boek ‘De nationaal-socialistische arbeidsdienst’, geschreven door P.W. van den Nieuwenhuysen en uitgegeven door Standaard Boekhandel Brussel en Van Stockum ’s Gravenhage. Jaar: 1942. Met imprimatur. De uitgave paste in een reeks die onder leiding stond van o.a. dr. Gaston Eyskens. Het boek is één lofzang op het Duitse economische model. Wie het niet gelooft: zie de bibliotheek van het parlement in de Wetstraat.
Dit voorbeeld illustreert dat er lange tijd zelfs door toonaangevende intellectuelen is gedacht dat Duitsland eerder een model dan een monster was. Nee, het monster, dat was Stalin. Daarin had men overigens overschot van gelijk.
Voor iedereen die in de grijze zone zat (de meesten zijn al dood) en hun nabestaanden (bij wie het thema nog steeds leeft, zelfs bij de jongste generatie) zou een hedendaagse, niet partijpolitiek gebonden en op verzoening gerichte vorm van selectief pardon een zalving zijn. Amnestie klinkt te zeer als: vergeten; en het laatste wat we met de trauma’s uit het verleden moeten doen, is ze vergeten. Pardon klinkt juister, genuanceerder. Vergeven, bv, dat men zijn kinderen probeerde te voeden en nog nooit van Auschwitz had gehoord. Vergeven, bv, dat de snotjongens die naar het oostfront vertrokken in een eerste golf verblind waren door idealisme en in een tweede golf door avonturisme. In Rusland heb ik de verzoeningsgezindheid gezien: in de Petrus- en Paulusvesting van Petersburg staat een Vlaamse beiaard, die dient als ‘pardon’. Ik heb gesproken met Russen die me zeiden: ‘We waren allemaal gek, aan beide kanten. Gek en blind.’
Maar zo’n pardon kan geen alleenstaande beslissing zijn; daarnaast moet de Bevrijding een officiële feestdag worden, zoals in ieder beschaafd land. Vrijheid dient gevierd te worden. En er moeten meer monumenten komen die op een niet-protserige manier eer betuigen aan de gedeporteerden en die de boodschap ‘Nooit meer Auschwitz’ uitdragen. En er moet een debat komen (geen scheldpartij, maar dat is blijkbaar moeilijk in dit land) waarin alle nuances van de geschiedenis worden belicht. Alle. Op die manier zouden wij – Belgen, Vlamingen én Walen – in het reine kunnen komen met ons verleden en zou iedereens verdriet in dezelfde mate kunnen worden verwerkt. Want niemands verdriet mag worden vergeten.
2 opmerkingen:
Nu pas gelezen. Knap. Straks op vakantie met een turf van een boek: 'Bloedgetuigen', waar ik heel veel van verwacht. Alleszins was ik eerder al geboeid door de non-fictie van JDB.
Ik lees dit stuk ook nu pas. Zoals ik van jou verwacht, Johan: knap!
Een reactie posten