INTERVIEW over dit boek:
‘Het Vloekhout’ is de titel
van een trilogie over het eind der tijden. Wat is de kerngedachte?
JdB: Het
eind der tijden is al vaak voorspeld. Het prikkelt de fantasie omdat men er
bang voor is, terwijl men er tegelijk stiekem naar verlangt. Ik heb drie
momenten in de geschiedenis uitgekozen waarop men ervan overtuigd was dat de
wereld zou vergaan. Er zijn er natuurlijk meer, maar deze drie fascineren mij:
de eerste eeuw, de veertiende eeuw en nu, of een heel nabije toekomst,
bijvoorbeeld het jaar 2062, op mijn honderdste verjaardag, over een halve eeuw.
De kerngedachte is van de Latijnse toneelschrijver Seneca, die trouwens een rol
speelt in het eerste deel: Ducunt volentem fata, nolentem trahunt,
of: ‘De lotsbeschikkingen leiden hem die wil, hem die niet wil sleuren ze mee.’
Het gaat over hoe mensen de ramp waarvoor ze bang zijn misschien zelf
dichterbij brengen. Als je iets graag wil, zal alles ertoe bijdragen dat het
ook echt gebeurt. Wil je iets niet, dan zal het lot ervoor zorgen dat je door
de gebeurtenissen wordt meegesleurd.
Houdt dat een pessimistisch
toekomstbeeld in?
JdB: Je kunt de menselijke
geschiedenis zien als een opeenvolging van klimmende en dalende lijnen. De
dalende lijnen, de dieptepunten dus, zijn voor mij het decadentst en het
kleurrijkst. Daarna volgt in de geschiedenis altijd een klimmende lijn. Ik zou
niet weten waarom dat nu ook niet zou gebeuren, tenzij we geloof hechten aan
dubieuze doemscenario’s. Al met al blijkt de zwartste pagina in de geschiedenis
vaak een overgangsfase te zijn. De elementen van de nieuwe tijd zijn er al,
maar we zien ze nog niet. We klampen ons vast aan wat we hebben. We zijn bang
voor wat er gaat komen. Angst is dus een van de hoofdpersonages in de trilogie.
Waarom koos u voor deze
drie tijden en welk personage staat telkens centraal?
JdB: Elk van deze tijden is
extreem wuft, maar tegelijk zwanger van nieuwe ideeën. Het eerste boek speelt
zich af wanneer het Romeinse Rijk in de greep komt van Oosterse nieuwlichters
die bekend staan als zonderlingen met ongewassen voeten, kannibalen en
zelfvernietigers, in één woord christenen. Hun verschijning gaat vergezeld van
een reeks rampen. Het einde komt inderdaad, maar anders dan men verwachtte.
Daarna gaat het leven vanzelfsprekend door. Het hoofdpersonage is een
toneelmechanicus uit Nazareth, die op uitnodiging van keizer Nero naar Rome
reist en daar voor een verscheurende keuze wordt geplaatst.
Het tweede boek speelt in de
veertiende eeuw, op het einde van de Middeleeuwen en aan het begin van de
moderne geschiedenis. We volgen een monnik van een Russische orde die stelt dat
er ‘geen boete zonder zonde’ bestaat. Hij ontvlucht het geweld in zijn land en
trekt door het waanzinnige Europa. Hij is getuige van de decadentie aan
koninklijke hoven, de hypocrisie in de kloosters en de armoede van
offervaardige volken. Hij komt terecht in een abdij die ooit de broden bakte
voor de soldaten in de Guldensporenslag. Daar wacht hem een vreemde verrassing.
Het derde deel speelt zich af
in de 21ste eeuw, de tijd van het einde van de ideologieën. We zien een man op
memorabele historische momenten, zoals de revolutie van babyboomers met
geitenwollen sokken, de krampachtige poging om een gebroken continent na een
net vermeden oorlog aan elkaar te lijmen, een uit de hand gelopen burenruzie op
de Balkan en de gewijzigde vluchtroute van een Boeing in New York. Trekken de
rampen hem aan of trekt hij de rampen aan? Of is hij zelf het brein achter de
ramp die de synthese van alle rampen is?
Is het een historische
romantrilogie?
JdB: De verhalen zijn
gebaseerd op een aantal historische feiten, die ik zorgvuldig heb nagetrokken,
althans het eerste en het tweede, maar de fantasie speelt telkens een kapitale
rol. De drie verhalen vormen uit hun voegen gerukte schelmenromans op zoek naar
een nieuw onderling verband. Ik vind het heerlijk om in deze tijd aan een
schelmenroman te werken: schelmen zijn tragikomische figuren die het onderspit
delven, maar op een naïeve manier mooie waarheden verkondigen. Tegelijk
worstelen mijn schelmen met grote psychologische problemen.
Zijn die psychologische
problemen misschien de rampen die zich in hun eigen persoonlijkheid dreigen te
voltrekken?
JdB: Ja. Het geweten, de
vriendschap, het vertrouwen en het verraad spelen een beslissende rol in hun
leven. Dat creëert ook een interessante spanning. Pas aan het eind van elk
verhaal weet je als lezer wat er precies aan de hand was. De personages liegen
om diverse redenen, ook tegen zichzelf.
Wat betekent het woord
‘vloekhout’?
JdB: Vloekhout is een ander woord voor het kruis waaraan een Joodse
profeet die bekend werd als Jezus Christus stierf. Die terechtstelling vindt plaats
in het eerste boek van de trilogie. Toevallig neemt een personage een deel van
dat kruis mee. Het houtblok van ongeveer dertig centimeter lengte gaat mee, tot
helemaal in Rome en later zelfs in een dorp in Belgica. In het tweede boek
reist het in de vorm van een icoon naar Rusland. In het derde deel duikt het op
in een verlaten kazerne en wordt het opnieuw meegenomen voor een krankzinnige
reis. Onze jaartelling begint en eindigt met dat vloekhout. Hoewel het een
gewoon stuk elzenhout is, symboliseert het de geschiedenis van Europa en grote
delen van de wereld. Het verbindt alle personages in de drie boeken over
eenentwintig eeuwen heen. De hoofdpersonages hebben ook last van een splinter
uit dat vervloekte hout in hun hand, die begint te verzweren. Aan het eind
ondergaat het houtblok natuurlijk ook een tragikomisch lot, net zoals de
hoofdpersonages.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten