Terugblik op 2014 vanuit de toekomst.
In
die dagen – zei L. – danste de hele wereld als een ei in kokend water. Wat
een tijd, wat een vreselijke tijd, hij vond het spannend, hij was in zijn
element. Oude ideologieën en machtsverhoudingen stonden voor het eerst sinds
lang op losse schroeven. Overheden trokken rookgordijnen op om hun gedrag te
camoufleren. Er brak een vermoeiend aantal oorlogen uit tussen onduidelijke
vijanden, die hun wortels hadden in vorige oorlogen en foute allianties. De
Derde en Vierde Wereldoorlog waren allang uitgebroken en beslecht, het maakte
niet zoveel meer uit de hoeveelste, oorlog was asymmetrisch en hybride
geworden, een vorm van autoritair gestuurd roversgedrag, en dat werd beschouwd
als normaal, althans door velen.
In
Rusland verscheen een verhaal dat heette ‘Zonder hemel’, gesitueerd in de
nasleep van de Vijfde Wereldoorlog, en hierin stond te lezen: ‘In de primitieve
oorlogen van de negentiende en de twintigste eeuw was het gebruikelijk dat
slechts twee partijen de strijd aangingen. Nu is het allen tegen allen.’ Auteur
hiervan was Natan Dubrovitski, pseudoniem van president Poetins spindoctor, de
oligarch Vladislav Soerkov, een briljante, overcorrupte man, bijgenaamd de
Grijze Kardinaal. De analyse van deze supercrimineel vatte de tijdsgeest nogal
goed samen, hetgeen betekende dat supercriminelen het voor het zeggen hadden
Er
was nog meer in dat merkwaardige jaar. De wereld was langzaam maar zeker een wonderlijk,
postmodern theater geworden, waar men experimenteerde met oude en nieuwe
politieke modellen. Alles wat min of meer was bereikt, werd in vraag gesteld en
bleek ineens verkeerd. Daar kwamen ideologische sloophamers aan te pas.
Vroegere scheldwoorden werden gerehabiliteerd en mooie idealen werden naïeve
hersenschimmen. Extreme politieke groeperingen van links en rechts reikten
elkaar de hand in de strijd tegen nieuwe, gemeenschappelijke vijanden, zoals
het moslimterrorisme, en dat laatste nam de vorm aan van rijke piraterij,
waarbij zich stilzwijgend de antikapitalisten (die op hun manier klaar waren
met het Westen) voegden.
In
de beschaafde delen van de wereld (steeds zeldzamer) werd een strijd gevoerd
tegen wat het communisme van de eenentwintigste eeuw werd genoemd: het
antiracisme. Het recht op vrije meningsuiting en het recht op discrimatie
werden van plaats verwisseld en iedere controle door de overheid op de handel
en wandel van de burger werd beschouwd als een bedreiging van de elementaire vrijheid,
ook als die burger zijn vrijheid aanwendde om iets of iemand al dan niet
extreem te discrimineren. Met andere woorden, het verbod op discriminatie was
een zuivere vorm van discriminatie geworden.
Inmiddels weten we waartoe dat heeft geleid, daarom breng ik
het even in herinnering.
De
financiële wereld was één tikkende tijdbom geworden, beurzen speelden dagelijks
paniekvoetbal, of Russische roulette, iedereen wist dat het slecht zou aflopen,
maar niemand wist wanneer, zelfs de grootste experts trokken hun wenkbrauwen
op, want ze wisten het werkelijk niet, en intussen werd er op gigantische
schaal geroofd en geplunderd, maar iedereen was trots op zijn schone
handen.
Wie
uit heldhaftige goedertierenheid de waarheid boven tafel bracht (door grote,
bewuste computerlekken in overheidsbestanden), werd gelijk beticht als een
groter crimineel dan de criminelen die verantwoordelijk waren voor de grootste
witteboordencriminaliteit ter wereld. © Johan de Boose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten