Zie ook: www.johandeboose.eu

woensdag 24 augustus 2011

Wijsheid van Amin Maalouf

'In deze eeuw zullen we moeten kiezen tussen 2 toekomstbeelden.

Het eerste is dat van een mensheid die is verdeeld in planetaire stammen die elkaar bestrijden en haten, maar die zich, als gevolg van de mondialisering, elke dag meer voeden met dezelfde brij waarin geen cultuur van de andere valt te onderscheiden.

Het tweede is dat van een mensheid die zich bewust is van het gezamenlijke lot van alle mensen, en die zich daar schaart achter dezelfde fundamentele waarden, maar ondertussen meer dan ooit de meest uiteenlopende, de meest verrijkende en culturele uitdrukkingsvormen blijft ontwikkelen en al haar talen, kunstzinnige tradities, technieken, opvattingen, geheugen en kennis in stand houdt.

Enerzijds dus verschillende “beschavingen” die met elkaar botsen maar die in cultureel opzicht elkaar nabootsen en zich uniformiseren; anderzijds een enkele menselijke beschaving die zich echter in een onbegrensde diversiteit ontplooit.

Als we de eerste van deze twee wegen willen volgen, hoeven we alleen maar lijdzaam verder af te glijden, zonder ons tegen de schokken te verzetten, zoals we dat nu ook doen. Een keuze voor de tweede weg vergt van ons een nieuw elan – en de vraag is of we daartoe in staat zullen zijn.' Amin Maalouf

Johan de Boose: Wijsheid van Umberto Eco

Johan de Boose: Wijsheid van Umberto Eco

Wijsheid van Umberto Eco

Er zijn magische momenten, van grote lichamelijke vermoeidheid en intense motorische opwinding, waarin visioenen optreden van mensen die men in het verleden heeft gekend. Er bestaan eveneens visioenen van boeken die nog niet geschreven zijn. (Umberto Eco)

Wijsheden van Amin Maalouf

Voor mijn nieuwe boek, dat nog geen titel heeft, ben ik me aan het inlezen. De werktitel is: Eindes. Via mijn blog wil ik de potentiële lezer op de hoogte houden van mijn belangrijkste lectuur. Een van de auteurs die me mateloos inspireert is Amin Maalouf. Ik zet een aantal van zijn uitspraken (afkomstig uit De ontregeling van de wereld) op een rijtje.

> Mijn achterliggende gedachte is dat deze 2 eerbiedwaardige beschavingen (de islamitische wereld en het Westen) hun grenzen hebben bereikt. Dan hun onderhuidse spanningen het enige zijn wat ze de wereld nog te bieden hebben, met alle vernietigende gevolgen vandien. Dat ze moreel gezien failliet zijn zoals overigens geldt voor alle afzonderlijke beschavingen die de mensen nog in groepen opdelen. En dat het moment is aangebroken om hen te overstijgen. Ofwel we zullen er in deze eeuw in slagen om een gemeenschappelijke beschaving tot stand te brengen, waarmee iedereen zich kan identificeren, waarvan dezelfde universele waarden het cement vormen, die wordt voortgedreven door een sterk geloof in de menselijke onderneming en die wordt verrijkt door onze culturele diversiteit in al haar vormen; ofwel we gaan met z’n allen ten onder in een gezamenlijke barbaarsheid.’


> Worden we door iets anders geleid dan door suïcidale wanhoop, de ergste godslastering die er bestaat?


> Over Aziatische samenlevingen/het zuiden: De geschiedenis van deze grote volken laat zien dat ze in staat zijn tot het zelf bedenken van producten: porselein, buskruit, papier, roet, kompas, vaccinatie en de uitvinding van de nul.


> In tegenstelling tot de gangbare opvatting is de fout die de Europese mogendheden eeuwenlang hebben gemaakt niet dat ze hun waarden aan de rest van de wereld hebben willen opleggen, maar precies het omgekeerde: dat ze er steeds van hebben afgezien om in hun betrekkingen met de onderworpenen volken trouw te blijven aan hun eigen waarden. Zolang die dubbelzinnigheid blijft voortbestaan, blijft men de kans lopen in dezelfde fouten te vervallen.


> Ik behoor inderdaad tot die soort die aan het uitsterven is, en ik zal tot aan mijn dood toe weigeren om het normaal te vinden dat er een wereld ontstaat waarin oeroude gemeenschappen, die de hoeders zijn van de oudste menselijke beschavingen, gedwongen zouden worden om te verkassen en het grondgebied van hun voorvaderen te verlaten om hun heil elders te zoeken, ver daarvandaan.


> Voor elke samenleving, en voor de mensheid als geheel, is het lot vd minderheden niet zomaar een vraagstuk; het is, samen met het lot van de vrouwen, een van de betrouwbaarste idicatoren voor morele vooruitgang of achteruitgang. (…) Maar wanneer irritaties over andermans identiteit de boventoon voeren, zoals vandaga de dag het geval is in de overgrote meerderheid van de landen, zowel aan de noordkant van de aardbol als aan de zuidkant, wanneer het elke dag iets moeilijker wordt om ongestoord jezelf te zijn, om vrijuit je taal te spreken of je geloof te belijden, wordt het moeilijk om niet van achteruitgang te spreken.


> …het ontstaan van een wereld waarin identiteitsverschillen belangrijker zijn geworden dan ideologische verschillen…


> Hoeveel zinnige hervormingen zijn er niet mislukt omdat ze werden voorgesteld door een gehate machthebber? En omgekeerd: hoeveel onzinnige hervormingen zijn er niet met gejuich begroet omdat ze het stempel van strijdvaardige legitimiteit droegen?


> Over de VS: Ik moet hierbij denken aan kinderen die een aangeboren ongevoeligheid voor pijn hebben. Daardoor verkeren ze voortdurend in gevaar omdat ze steeds de kans lopen dat ze zich ongemerkt zeer ernstig verwonden. Misschien hebben ze soms een euforisch gevoel van onkwetsbaarheid, maar daardoor kunnen ze zich ook onbezonnen gaan gedragen.


> Het is volstrekt geen schande om rijk te worden, daar ben ik het mee eens. Ik geloof ook dat het volstrekt geen schande is om te genieten van de opbrengst van zelfverworven welvaart. Onze tijd heeft zo veel moois en goeds te bieden dat het een belediging aan het leven zou zijn als we zouden weigeren om daarvan te genieten. Maar dat geld volledig los wordt gezien van iedere vorm van arbeid, iedere lichamelijke of intellectuele inspanning, iedere in maatschappelijk opzicht nuttige activiteit? Dat onze effectenbeurzen veranderen in reusachtige casino’s waar met een dobbelsteen wordt beslist over het lot van honderden miljoenen mensen, of ze nu rijk zijn of arm? Dat onze meest achtenswaardige financiële instellingen zich ten slotte gaan gedragen als dronken schooiers? Dat iemands spaarcenten die met een leven lang hard werken zijn verdiend, in luttele seconden als sneeuw voor de zon kunnen verdwijnen of juist dertig keer zo veel waard kunnen worden, dankzij raadselachtige processen die de bankiers zelf niet eens meer snappen?

Dat is een ernstige situatie waarvan de implicaties tot ver buiten de financiële en de economische wereld te merken zijn. Gelet op datgene wat er gaande is, mogen we ons afvragen waarom mensen nog fatsoenlijk zouden werken om in hun levensonderhoud te voorzien; waarom een jong iemand leraar zou willen worden in plaats van sjacheraar; en hoe we, in zo’n moreel klimaat, nog kennis en idealen moeten doorgeven, hoe we een minimale maatschappelijke structuur in stand moeten houden om te zorgen dat zulke wezenlijke en kwetsbare zaken als vrijheid, democratie, geluk, vooruitgang of beschaving blijven bestaan.

Is het nodig om hieraan met zoveel woorden toe te voegen dat deze financiële ontregeling ook, en misschien wel in de eerste plaats, het symptoom is van een ontregeling van ons waardenstelsel?


> Toen Marx religie bestempelde als “de opium van het volk”, bedoelde hij dat niet minachtend of misprijzend, zoals veel van zijn volgelingen. Het is wellicht niet overbodig om de hele zin van Marx hier te citeren, die als volgt luidt: “Religieuze wanhoop is zowel een uiting van werkelijke wanhoop als een protest tegen die wanhoop. Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, de ziel van een zielloze wereld. Het is de opium van het volk.” In zijn optiek moest dit “bedrieglijke geluk” worden afgeschaft opdat de mensen hun best zouden doen om een werkelijk geluk te scheppen. Hieruit zouden we, achteraf gezien, redelijkerwijs kunnen afleiden dat als het door Marx beloofde geluk nog bedrieglijker zou blijken te zijn, de volken zouden terugkeren naar hun troostende “opium”. Daarom denk ik dat als Marx had kunnen zien hoe de godsdienst nu opnieuw een centrale plaats in de politieke en maatschappelijke sfeer inneemt, hij het weliswaar met lede ogen zou hebben aangezien, maar niet echt verbaasd zou zijn geweest.’


> …in sommige Amerikaanse scholen leert men dat het universum 6000 jaar geleden is geschapen – in 4004 v.Chr. op 22 oktober om 8 u ’s avonds om precies te zijn – en dat als men ergens op aarde beenderen aantreft die honderdenduizenden jaren oud lijken , dat komt omdat God die op wonderbaarlijke wijze heeft verouderd en daar voor ons heeft neergelegd om ons geloof op de proef te stellen.’


> ‘Ons tijdperk biedt het Westen de kans om zijn morele geloofwaardigheid te herstellen. Niet door berouw te tonen, niet door zich open te stellen voor “al het leed van de wereld”, niet door concessies te doen aan waarden die van elders worden geïmporteerd, maar integendeel door zich eindelijk trouw te tonen aan zijn eigen waarden – het naleven van de democratie en de mensenrechten, toezien op rechtvaardigheid, individuele vrijheid en de scheiding van kerk en staat. In zijn betrekkingen met de rest van de wereld, en vooral in zijn betrekkingen met de vrouwen en de mannen die ervoor hebben gekozen om in het Westen te wonen.’


> Om van het verleden verleden tijd te maken is meer nodig dan wachten tot de tijd verstrijkt.


> Het lijdt geen twijfel of de historische impasse waarin de islamitische wereld zich bevindt, is een van de duidelijkste symptomen van de achteruitgang waar de hele mensheid met een blinddoek voor de ogen op afkoerst. Is het de schuld van de Arabieren, de moslims, en de manier waarop ze hun geloof beleven? Gedeeltelijk wel. Maar ligt het ook niet aan de westerlingen en de manier waarop die al eeuwenlang hun betrekkingen met andere volken hebben aangepakt? Jawel, gedeeltelijk. En zijn de Amerikanen en de Israëli’s daar in de afgelopen decennia niet meer in het bijzonder verantwoordelijk voor geweest? Waarschijnlijk wel. Al die hoofdrolspelers zouden zich radicaal anders moeten gaan gedragen als we een einde willen maken aan een situatie die, uitgaande van het beeld van de open wond die het Nabije Oosten tegenwoordig is, de hele aardbol begint aan te tasten en alle verworvenheden op losse schroeven dreigt te zetten.

Een van de wegen die uitkomst zou kunnen bieden, is dat de Arabische en Joodse diaspora’s niet doorgaan met overal ter wereld het uitputtende en tot niets leidende conflict dat het Nabije Oosten ondermijnt uit te vechten, maar zelf het initiatief tot een heilzame toenadering nemen.

Is het tegenwoordig niet veel makkelijker voor een Arabier en een Jood om elkaar te ontmoeten, rustig met elkaar te praten, samen de maaltijd te gebruiken en vriendschappelijk met elkaar om te gaan, als ze in Parijs, Rome, Glasgow, Barcelona, Chicago, Stockholm, Sao Paulo of Sydney wonen, in plaats van in Beroet, Algiers, Jeruzalem of Alexandrië? Is het niet juist daar, in de wijde wereld waarin hun diaspora’s naast elkaar leven, dat ze naast elkaar zouden kunnen gaan zitten, opnieuw banden zouden kunnen aanknopen en samen zouden kunnen nadenken over een andere toekomst voor de volken in het Nabije Oosten die hun dierbaar zijn?

Dat doen ze al, zal men mij antwoorden. Waarschijnlijk wel, maar nog lang niet zo intensief als dat zou moeten. Ten aanzien van dit cruciale vraagstuk herhaal ik wat ik al eerder heb aangestipt: het gaat er niet om of de Arabieren en de Joden iets meer met elkaar in gesprek gaan dan voorheen, of persoonlijke banden met elkaar aangaan; het gaat erom of ze in staat zullen zijn een zich voortslepend conflict op te lossen, waardoor ze geen leven meer hebben en waardoor de wereld ontregeld raakt.’


> Aangezien de geschiedenis bestaat uit ontelbaar veel afzonderlijke gebeurtenissen, leent ze zich slecht voor generaliserende beschouwingen. Wie toch wil proberen er wijs uit te worden, heeft een grote sleutelbos nodig; en ook al is het billijk dat een onderzoeker die zelf een sleutel heeft gesmeed, die eraan wil hangen, het is niet verstandig om de hele sleutelbos door één enkele sleutel te vervangen, die als een loper op alle deuren zou passen.


> Al duizenden jaren lang ontstaan onze beschavingen, ontwikkelen ze zich en ondergaan ze veranderingen. Ze komen met elkaar in aanraking, ze kanten zich tegen elkaar, ze imiteren elkaar, ze onderscheiden zich van elkaar en laten zich nabootsen om vervolgens langzaam of abrupt te verdwijnen of met elkaar te versmelten. De Romeinse beschaving heeft zich op een gegeven moment bij de Griekse gevoegd; ze hebben elk hun karakter behouden, maar zijn ook een bijzondere synthese aangegaan, die een wezenlijk onderdeel is geworden van de Europese beschaving. Daarna kwam het christendom, dat ontstond binnen een heel andere, voornamelijk joodse beschaving met Egyptische, Mesopotamische en meer in het algemeen Levantijnse invloeden, en dat op zijn beurt een wezenlijk bestanddeel van de westerse beschaving is geworden. Vervolgens kwamen uit Azië de zogeheten barbaarse volken – de Franken, de Alamannen, de Hunnen, de Vandalen, de Goten, alle Germaanse stammen, de Altaïsche volken en de Slaven – die weer met de Latijnen en de Kelten zijn samengegaan om de Europese naties te vormen.

De Arabisch-islamitische beschaving is op dezelfde wijze ontstaan. Toen de Arabische stammen, waaronder die van mijn voorouders, hun woestijnachtige en primitieve schiereiland verlieten, hebben ze zich aangepast aan de beschaving van Perzië, India, Egypte, Rome en Constantinopel. Daarna kwamen de Turkse stammen van de uiterste grenzen van China, waarvan de leiders tot aan de geboorte van mijn eigen vader onze sultans en kaliefen zijn gebleven, om vervolgens te worden onttroond door een vooruitstrevende nationalistische beweging, die haar volk wilde vastklinken aan de beschaving van Europa.

vrijdag 3 juni 2011

Boekenkrant.com schrijft over 'Bloedgetuigen':

Bloedgetuigen leest intens en veeleisend, maar het boek is een bijzondere verrijking. Een vergelijking met Het verdriet van België gaat op, maar ook met De welwillenden van Jonathan Littell. Na Bloedgetuigen ziet Europa er nooit meer hetzelfde uit.

zaterdag 21 mei 2011

Iedereens verdriet (opiniestuk over het amnestiedebat in Vlaanderen, geweigerd door De Standaard)

Iedereens verdriet

In het stuk Antigone, geschreven in de vijfde eeuw v.C., wil de protagoniste haar twee broers die als soldaat zijn gesneuveld, begraven. Koning Creon staat slechts toe dat een van beiden wordt begraven, namelijk de soldaat die zijn land verdedigde. De andere, die zich tegen de staat keerde, moet verstoken blijven van een laatste eerbetoon. Antigone roept liefde in als argument, maar Creon is onvermurwbaar. Het verhaal eindigt in een bloedbad. L’histoire se répète. Na WOII werd de verzetsstrijder verheven tot held, terwijl de collaborerende oostfrontstrijder als een misdadiger werd afgeschilderd. De een mocht geëerd worden, de ander moest daarvan verstoken blijven. De geschiedenis wordt, zoals bekend, geschreven door de overwinnaar. Die schrijft voor wat politiek correct is en wat niet. Hij verzamelt (en verzint desnoods) argumenten om te bewijzen dat de uiteindelijke overwinnaar – hij zelf – het al vanaf het begin bij het rechte eind had. Vaak is dat natuurlijk onzin, want mensen – en zeker politici – zijn opportunisten. Dit gebrek aan nuance, deze systematische geschiedvervalsing was een van de redenen om mijn roman Bloedgetuigen te schrijven. Ik nam geen genoegen met de simpele dualismen zwart-wit, rechts-links, Vlaams-Waals, goed-fout. Ik wilde de nuance zo radicaal mogelijk onderzoeken. In het boek voer ik een collaborerende familie op, samen met twee families aan de andere kant van het front, in Rusland – kwestie van over de hele lijn genuanceerd te blijven. In het Vlaamse gezin is de vader een halfdove, flamingantische, pacifistische beroepsmilitair (ja, die combinatie is mogelijk), die tijdens de oorlog eerst krijgsgevangen wordt gemaakt en later als overijverige controleur bij de voedselinspectie gaat werken. Zoon wil naar het Oostfront, maar pa trakteert hem op een oorvijg. Als zoon oud genoeg is, vertrekt hij toch. Pa ziet het als het noodlottige gevolg van zijn idealistische opvoeding. De jongen sneuvelt in Leningrad, vol van idealen over een nieuw en beter Europa met zelfbeschikking voor het kleine Vlaanderen. Het gezin wordt er zwaar op afgerekend. De gevolgen zijn lang voelbaar. Ik heb elk personage in dit relaas op zo’n manier getekend, dat de lezer op een bepaald moment onvermijdelijk zal denken: in die omstandigheden had ik wellicht hetzelfde gedaan.

Wat mij irriteert in het huidige debat (behalve bij bepaalde opiniemakers zoals Luc Huyse), is dat de amnestie- en collaboratiekwestie automatisch in één adem wordt genoemd met deportatie en Auschwitz. Als het inderdaad zo zou zijn dat iedere collaborateur een fervente jodenhater was die Auschwitz een favorabele zaak vond, zou het debat eenvoudig zijn: misdaad verdient straf. De waarheid is evenwel anders: tussen de echte collaborateur (de fascist), die zich ten dienste stelde van het nazistische uitroeiingsbeleid (en die zijn straf verdient), en de rabiate verzetsstrijder, die zijn land en zijn volk verdedigde tegen de bezetter, ligt een wereld vol nuances, een eindeloos veld van grijswaarden. Het heeft mij ook verbaasd tijdens het schrijven, maar de waarheid is dat talloze mensen gewoon trachtten te overleven, en als ze daarbij al eens iets pro-Duits deden, was dat de normaalste zaak van de wereld, nooddruft: de kinderen moesten te eten krijgen om maar iets te noemen. In het grijze veld vind ik mijn eigen vader terug, die voor zwartzak werd versleten omdat hij als leraar op een middelbare school Nederlands sprak i.p.v. dialect. Dat stonk naar Dietsch! Laten we niet vergeten dat veel mensen (vlak voor WOII en zelfs nog tijdens de eerste fase ervan) dachten dat Duitsland een gidsland was. Dat was niet alleen in België zo. Duitsland stond er economisch beter voor dan de andere landen; er was zelfs een arbeiderstekort. Tal van mensen, vooral in Vlaanderen, zagen in het Germaanse succes een kans om hun Vlaams-nationalisme (geworteld in WOI en de 19de-eeuwse Vlaamse Beweging) te vertalen in een concreet project. Dat project was idealistisch geladen, niet door negatieve slogans (antisemitisme, racisme), maar door het geloof in een nieuw, verenigd, christelijk, antikapitalistisch en anticommunistisch continent. Op talrijke scholen, in kerken, in jeugdbewegingen, in de media, in politieke kringen (van links én rechts) en in de huiskamers (in Vlaanderen én Wallonië) leefde die tendens, veel sterker dan men soms wil aannemen. Het idealisme maakte mensen blind voor de agressieve context, waarin het zich ontwikkelde. Tijdens mijn research voor Bloedgetuigen ben ik gestuit op het boek ‘De nationaal-socialistische arbeidsdienst’, geschreven door P.W. van den Nieuwenhuysen en uitgegeven door Standaard Boekhandel Brussel en Van Stockum ’s Gravenhage. Jaar: 1942. Met imprimatur. De uitgave paste in een reeks die onder leiding stond van o.a. dr. Gaston Eyskens. Het boek is één lofzang op het Duitse economische model. Wie het niet gelooft: zie de bibliotheek van het parlement in de Wetstraat.

Dit voorbeeld illustreert dat er lange tijd zelfs door toonaangevende intellectuelen is gedacht dat Duitsland eerder een model dan een monster was. Nee, het monster, dat was Stalin. Daarin had men overigens overschot van gelijk.

Voor iedereen die in de grijze zone zat (de meesten zijn al dood) en hun nabestaanden (bij wie het thema nog steeds leeft, zelfs bij de jongste generatie) zou een hedendaagse, niet partijpolitiek gebonden en op verzoening gerichte vorm van selectief pardon een zalving zijn. Amnestie klinkt te zeer als: vergeten; en het laatste wat we met de trauma’s uit het verleden moeten doen, is ze vergeten. Pardon klinkt juister, genuanceerder. Vergeven, bv, dat men zijn kinderen probeerde te voeden en nog nooit van Auschwitz had gehoord. Vergeven, bv, dat de snotjongens die naar het oostfront vertrokken in een eerste golf verblind waren door idealisme en in een tweede golf door avonturisme. In Rusland heb ik de verzoeningsgezindheid gezien: in de Petrus- en Paulusvesting van Petersburg staat een Vlaamse beiaard, die dient als ‘pardon’. Ik heb gesproken met Russen die me zeiden: ‘We waren allemaal gek, aan beide kanten. Gek en blind.’

Maar zo’n pardon kan geen alleenstaande beslissing zijn; daarnaast moet de Bevrijding een officiële feestdag worden, zoals in ieder beschaafd land. Vrijheid dient gevierd te worden. En er moeten meer monumenten komen die op een niet-protserige manier eer betuigen aan de gedeporteerden en die de boodschap ‘Nooit meer Auschwitz’ uitdragen. En er moet een debat komen (geen scheldpartij, maar dat is blijkbaar moeilijk in dit land) waarin alle nuances van de geschiedenis worden belicht. Alle. Op die manier zouden wij – Belgen, Vlamingen én Walen – in het reine kunnen komen met ons verleden en zou iedereens verdriet in dezelfde mate kunnen worden verwerkt. Want niemands verdriet mag worden vergeten.


Over mij

Mijn foto
Belgium
auteur van fictie, non-fictie, poëzie en toneel. Recentste publicaties: -De historische roman BLOEDGETUIGEN (de Bezige Bij), inmiddels aan een 3de druk toe, genomineerd voor de Gouden Boekenuil en bekroond met de Cutting Edge Award en de Halewijnprijs. -Gaius (1ste deel van trilogie Het Vloekhout) (De Bezige Bij) -Jevgeni (2de deel van trilogie Het Vloekhout) (De Bezige Bij) -Oktober (liefdesroman ten tijde van de Russische Revolutie) (Lannoo) -Het vloekhout, roman (De Bezige Bij) -Dondersteen (De Bezige Bij) -MOMENTEEL bezig aan "Joegoslavië, een geschiedenis" (publicatie in 2025 bij De Bezige Bij)